Get (TijdelijkPad)

Geeft als resultaat het pad naar de huidige tijdelijke map van FileMaker.

Opmaak 

Get (TijdelijkPad)

Parameters 

Geen

Resulterend gegevenstype 

tekst

Afkomstig uit versie 

9.0

Beschrijving 

De naam van de tijdelijke map begint met S, gevolgd door een getal dat de sessie van de database-engine aangeeft waarin de bewerking plaatsvond. Aangezien uw besturingssysteem de locatie van tijdelijke bestanden bepaalt, kan het exacte pad dat als resultaat verschijnt afwijken van de hier weergegeven voorbeelden. Het pad dat daadwerkelijk als resultaat wordt gegeven is ook afhankelijk van de FileMaker-client die de functie uitvoert.

In FileMaker Pro worden de tijdelijke map en alle bestanden die er eventueel in zijn geplaatst, verwijderd wanneer FileMaker Pro wordt afgesloten of gestopt. Bij scripts op een server voert elk script zijn eigen sessie uit; zodra het script is voltooid, wordt de sessie beëindigd en wordt de tijdelijke map verwijderd.

Opmerkingen 

  • In FileMaker WebDirect, de FileMaker Data API en Custom Web Publishing wordt deze functie niet ondersteund en wordt een lege tekenreeks als resultaat gegeven.
  • Het geretourneerde pad heeft de FileMaker-indeling, maar bevat geen prefix. Raadpleeg Over prefixen van paden.

Voorbeeld 1 

Geeft als resultaat:

  • Windows: /C:/Users/gebruikersnaam/AppData/Local/Temp/S10/
  • macOS: /Macintosh HD/var/folders/r8/k3_nw76d6t95mh6cf3d21fpc0000gn/T/S10/

Elk deel van het pad kan verschillen van deze voorbeelden omdat het pad geen specifiek patroon volgt.

Voor een voorbeeldscript raadpleegt u Script op Server uitvoeren scriptstap.