Berekeningvelden definiëren

Gebruik berekeningvelden om berekeningen uit te voeren op de volgende typen gegevens: tekst, getal, datum, tijd of container.

De gegevens in een berekeningveld zijn het resultaat van een formule die u opgeeft. Het resultaat kan een van deze gegevenstypen zijn: tekst, getal, datum, tijd of container.

Zo definieert u een berekeningveld:

  1. Kies Bestand > Beheren > Database.
  2. Klik op het tabblad Velden.
  3. Als het bestand meerdere tabellen bevat, selecteert u de gewenste tabel in de lijst Tabel.
  4. Typ in het invoervak Veldnaam een naam voor het veld.

    Raadpleeg Velden benoemen.

  5. In Type selecteert u Berekening.
  6. Klik op Maken.

    Het dialoogvenster Berekening opgeven verschijnt.

  7. Kies zo nodig voor Deze berekening evalueren met de context van een tabel uit de lijst.

    De context voor een berekening moet alleen worden ingesteld wanneer u een berekeningveld maakt in een brontabel waarvan de relatiegrafiek twee of meer vermeldingen bevat. Uw keuze heeft mogelijk gevolgen voor de resultaten van de berekening, in het bijzonder als de berekening velden uit gerelateerde tabellen bevat. Raadpleeg De evaluatiecontext voor een berekeningveld kiezen.

  8. Maak een formule voor uw berekening met behulp van veldverwijzingen, operatoren, constante waarden en functies. In het berekeningsvenster klikt u op de plaats waar u het item moet verschijnen en vervolgens doet u dit.
  9. Als u dit wilt toevoegen

    Gaat u als volgt te werk

    Een verwijzing naar een veld

    Voer één van de volgende handelingen uit:

    • Begin de tabel van het veld te typen, kiest de tabel in de lijst, begin de veldnaam te typen en kies vervolgens de veldnaam in de lijst die verschijnt.
    • Dubbelklik in het veldenvenster op de veldnaam. Als u veldnamen uit een andere tabel wilt weergeven, kiest u een tabel in de lijst met tabellen.

    Een operator of een exponent

    Voer één van de volgende handelingen uit:

    • Typ een operator.
    • Klik op een operator in de lijst rechts van het berekeningsvenster.

    Raadpleeg Vergelijkingsoperatoren, Logische operatoren, Wiskundige operatoren en Tekstoperatoren.

    Een constante waarde

    Typ de gewenste waarde.

    Een functie

    Voer één van de volgende handelingen uit:

    • Begin de functienaam te typen en kies vervolgens de functienaam in de lijst die verschijnt.
    • Dubbelklik op de functie in het functievenster.

    Vervang in het berekeningsvenster de plaatshouder van de parameter door een waarde of uitdrukking.

  10. Geef berekeningsopties voor het veld op.
  11. Om dit te doen

    Gaat u als volgt te werk

    Het veldtype voor het resultaat instellen

    Selecteer een gegevenstype voor Uitkomsttype is <waarde>.

    Kies het juiste type voor het gewenste resultaat. Raadpleeg Veldtypen selecteren.

    Een berekend veld herhalend maken

    Typ voor Aantal herhalingen het aantal herhalingen. Raadpleeg Herhalende velden definiëren.

    Berekening voorkomen als alle velden waarnaar wordt verwezen leeg zijn

    Schakel het selectievakje Niet evalueren als alle velden waarnaar wordt verwezen, leeg zijn in.

  12. Als u voor het veld opties voor indexeren en opslaan wilt selecteren, klikt u op Opslagopties, kiest u de opties in het dialoogvenster Opslagopties en klikt u vervolgens op OK.

    Raadpleeg Veldindexeringsopties definiëren en Globaalvelden definiëren (velden met globale opslag).

  13. Klik achtereenvolgens op OK en OK.

Opmerkingen 

  • Als u de lijst met velden of functies in het veldenvenster of het functievenster wilt filteren, typt u de veldnaam of de functienaam in het zoekvak.
  • Klik op Knop Sorteren om te wijzigen hoe velden of functies worden weergegeven in het veldenvenster of het functievenster.
  • Raadpleeg Resumévelden definiëren om een berekend resultaat te verkrijgen met waarden die in meer dan één record in de database voorkomen.
  • Berekeningvelden worden bijgewerkt wanneer een waarde in de berekening wordt gewijzigd. Niet-opgeslagen berekeningvelden worden ook bijgewerkt wanneer de record wordt vernieuwd, op het veld wordt geklikt, met de Tab-toets naar of uit het veld wordt gegaan of het veld wordt vernieuwd (bijvoorbeeld door een script).
  • Waarden, uitdrukkingen, functies en parameters kunnen uit kleine letters of hoofdletters bestaan.
  • Als u letterlijke aanhalingstekens in een berekening wilt invoegen, plaatst u een backslash (\) voor het aanhalingsteken. Bijvoorbeeld: "Hallo" in een berekening geeft Hallo als resultaat maar "\"Hallo\"" geeft "Hallo" als resultaat.
  • Berekeningen met een gerelateerd veld, resuméveld, globale waarde of verwijzing naar een andere niet-opgeslagen berekening zijn van het type niet-opgeslagen.
  • Berekeningen die met opties voor globale opslag zijn gedefinieerd, geven waarden weer die berekend zijn met de laatst gewijzigde record.
  • Als in een lay-out een veld dat niet-opgeslagen berekeningen bevat, wordt ingesteld op 'formaat automatisch wijzigen', zullen de berekeningresultaten worden bijgewerkt wanneer de grootte van het venster wordt gewijzigd.
  • De resultaten in de opgeslagen berekeningsvelden worden herberekend wanneer gebruikersinvoer of scriptacties velden wijzigen die in de berekening worden meegenomen. De resultaten worden bijgewerkt in de volgorde waarin de berekeningsvelden zijn aangemaakt.

Berekeningsvoorbeelden

Veldnaam

Veldtype

Berekening

Huidige datum

Datum

Get (HuidigeDatum)

Volledige naam

Tekst

Voornaam & " " & Achternaam

BTW

Getal

Subtotaal * 0,08