Plug-ins installeren

Ontwikkelaars van databases kunnen plug-inbestanden in containervelden invoegen en vervolgens scripts en berekeningen gebruiken om plug-ins te installeren en bij te werken.

Opmerking  Als u bezorgd bent dat ongewenste plug-ins kunnen worden geïnstalleerd wanneer u apps op maat test en uitprobeert, kunt u de optie Oplossingen toestaan om bestanden te installeren uitschakelen in de instellingen van de plug-in. Onthoud echter dat de app op maat op die manier mogelijk niet naar behoren zal werken als u verhindert dat vereiste plug-ins worden geïnstalleerd. Zie Plug-in-instellingen wijzigen.

Zo installeert u een plug-inbestand:

  1. Maak een containerveld. Raadpleeg Containervelden.

  2. Voer één van de volgende handelingen uit:

    • Selecteer het containerveld in de bladermodus, kies Invoegen > Bestand invoegen, selecteer een plug-inbestand en klik vervolgens op Openen.

    • Schrijf een script en gebruik hierin de scriptstap Bestand invoegen om de plug-in in het containerveld in te voegen. Raadpleeg Scripts maken en bewerken en Bestand invoegen.

  3. Maak een script en gebruik de Plug-inbestand installeren scriptstap om het containerveld als doelveld op te geven.

  4. Voer het script uit om de plug-in te installeren.

    Plug-ins worden geïnstalleerd in de volgende mappen:

    • Windows: C:\Gebruikers\gebruikersnaam\AppData\Local\FileMaker\FileMaker Pro\XX.X\Extensions\

    • macOS: Macintosh HD/Gebruikers/gebruikersnaam/Bibliotheek/Application Support/FileMaker/FileMaker Pro/XX.X/Extensions

    waarbij XX.X het versienummer van FileMaker Pro is.

Tip  U kunt de functie Get (GeïnstalleerdeFMPlugins) gebruiken om de versie van de geïnstalleerde plug-in te identificeren en deze te vergelijken met de plug-in die in het containerveld is opgeslagen en daarna zo nodig de plug-in bij te werken door deze opnieuw te installeren. Raadpleeg Voorbeeld van update van plug-in en Get (GeïnstalleerdeFMPlugins).

Opmerkingen 

  • Een plug-in wordt niet geladen door FileMaker Pro en FileMaker Server als er al een plug-in is geladen met dezelfde plug-in-ID.

  • Bij sommige plug-ins is het vereist dat u FileMaker Pro of FileMaker Server opnieuw opstart nadat u deze plug-ins hebt geïnstalleerd of bijgewerkt. Raadpleeg de documentatie over plug-ins.

  • Raadpleeg de FileMaker Server Help voor meer informatie over het installeren van plug-ins op FileMaker Server.

  • Als uw app op maat een specifieke versie van een plug-in vereist die alleen werkt met de huidige versie van FileMaker Pro, geeft u gebruikers de opdracht om plug-ins handmatig in de map Extensions van de FileMaker Pro-map van de huidige versie te plaatsen.

  • Als een plug-in is bedoeld voor alle geïnstalleerde versies van FileMaker Pro, moet u de plug-in handmatig installeren in de map AppData\Local\FileMaker\Extensions (Windows) of Application Support/FileMaker/Extensions (macOS) van elke gebruiker.

  • De zoekvolgorde voor het laden van plug-ins begint bij de map die door de scriptstap 'Plug-inbestand installeren' wordt gebruikt. De laatste gecontroleerde locatie is de map AppData\Local\FileMaker\Extensions (Windows) of Application Support/FileMaker/Extensions (macOS).

  • Een plug-in wordt verplaatst naar de map Extensions/Saved wanneer:

  • Als een plug-in niet kan worden geïnstalleerd, retourneert de Get (LaatsteFoutGegevens) functie een foutmelding.

  • macOS: Plug-ins die in containervelden worden opgeslagen, worden standaard gecomprimeerd.