Printer- en papieropties opgeven
FileMaker Pro drukt af naar de standaardprinter in macOS tenzij u een andere printer kiest wanneer u in FileMaker Pro afdrukt. U kunt voor elk FileMaker Pro-bestand andere papier- en afdrukstandopties opgeven.
Zo geeft u printer- en papieropties op:
- Kies in het geopende bestand Bestand > Pagina-instelling.
In de modus Schermafdruk kunt u ook klikken op Printerinstelling (Windows) of op Pagina-instelling (macOS) in de statusbalk.
- Kies een printer:
- Windows: Kies onder Printer een printer en stel (indien nodig) de eigenschappen in. De printer die u kiest, samen met de bijbehorende eigenschappen, is de standaardprinter voor FileMaker Pro.
- macOS: Selecteer bij Stel in voor Elke printer of kies een specifieke printer. In de meeste gevallen behoudt u de optie Elke printer. Kies alleen een specifieke printer als u hiermee uw documenten exclusief wilt afdrukken.
- Stel andere gewenste opties in voor Papier en Afdrukstand (Windows) of Papierformaat, Afdrukstand en Schaal (macOS).
Deze opties worden met het huidige bestand opgeslagen en worden gebruikt wanneer u de lay-out van dit bestand afdrukt.
- Klik op OK.
Opmerkingen
- Als u een andere printer kiest, stelt u deze als de standaardprinter in voor gebruik door FileMaker Pro voor latere afdruktaken (tenzij een scriptstap is gedefinieerd voor het gebruik van een specifieke printer).
- Als u regelmatig een bepaalde lay-out naar een andere printer of met andere papieropties afdrukt, bijvoorbeeld wanneer u etiketten of op een voorbedrukt formulier afdrukt, kunt u een script maken waarmee de lay-out voor u wordt afgedrukt. Dit script kan de scriptstappen Printerinstelling en Afdrukken bevatten waarmee de gewenste printer- en papieropties worden opgeslagen en later opnieuw worden opgehaald. Raadpleeg Taken automatiseren met scripts, Printerinstelling scriptstap en Afdrukken scriptstap.