Dit dialoogvenster verschijnt wanneer u Dialoogvensteropties opgeeft in het scriptbewerkingsvenster voor de Bestand invoegen scriptstap. Gebruik dit dialoogvenster om een eigen dialoogvenster Bestand invoegen te maken. Het eigen dialoogvenster Bestand invoegen verschijnt wanneer gebruikers ervoor kiezen om een bestand in een containerveld in te voegen.
1. Typ een naam voor Titel van aangepast dialoogvenster.
Of klik op Opgeven als u een titel voor het dialoogvenster wilt laten berekenen (bijvoorbeeld om de titel te lokaliseren).
De titel verschijnt in het dialoogvenster Bestand invoegen - Opties.
2. Voeg filters toe of bewerk of verwijder filters voor de beschikbare bestandstypen in het dialoogvenster Bestand invoegen.
Om dit te doen | Gaat u als volgt te werk |
Een filter maken | Klik op Nieuw. Typ in het dialoogvenster Nieuwe filter in de velden Naam en Extensies een naam en bestandsnaamextensie voor de filter. Of klik op naast het veld Naam en kies een filter uit de lijst. De naam en de overeenkomstige bestandsnaamextensies worden ingevoerd in de velden Naam en Extensies. U kunt de naam wijzigen, oude bestandsnaamextensies verwijderen en nieuwe extensies toevoegen. Als u een filter met een berekening wilt verkrijgen (bijvoorbeeld om de filter te lokaliseren), kiest u Berekening opgeven. |
Een filter bewerken | Klik op Bewerken. Breng de gewenste wijzigingen aan in het dialoogvenster 'Filter bewerken'. |
Een filter verwijderen | Klik op Verwijderen. |
3. Kies voor Opslagopties hoe u het bestand wilt opslaan.
•Met Laat gebruiker kiezen biedt u gebruikers de mogelijkheid om te beslissen hoe zij het bestand willen opslaan wanneer zij in het eigen dialoogvenster Bestand invoegen aan het werken zijn. (De optie Alleen verwijzing naar het bestand opslaan is beschikbaar.)
•Met Verwijzing biedt u alleen de mogelijkheid om een verwijzing naar het bestand op te slaan.
•Met Invoegen biedt u alleen de mogelijkheid om een bestand in het veld in te sluiten of om het bestand extern op te slaan op de locatie die in het dialoogvenster Containers beheren is opgegeven. Er kan geen verwijzing naar een bestand worden opgeslagen. (Raadpleeg Containervelden.)
4. Kies voor Weergave hoe u ondersteunde afbeeldingsbestanden en video- en audiobestanden in het veld wilt weergeven.
•Pictogram met bestandsnaam geeft een pictogram in het veld weer; het bestand wordt opgeslagen als een bijlage. (Als u met het bestand wilt werken, kunt u het exporteren.) Kies deze optie als u bestanden wilt comprimeren of als u bestandsnaamextensies wilt kunnen invoegen die niet door FileMaker Pro Advanced worden ondersteund.
•Inhoud van bestand (indien mogelijk) geeft de inhoud weer wanneer dat nodig is, zodat gebruikers het bestand in het veld kunnen bekijken, gebruiken of afspelen. Inhoud wordt weergegeven in het veld wanneer FileMaker Pro Advanced het bestandstype herkent. Anders verschijnt een pictogram in het veld. Wanneer u deze optie kiest, is de compressieoptie Laat gebruiker kiezen niet meer beschikbaar.
5. Kies voor Compressie hoe u het bestand wilt comprimeren.
Opmerking Aangezien FileMaker Pro Advanced uw compressie-instelling evalueert wanneer een bestand in het veld wordt ingevoegd, kan het resultaat afwijken van wat u verwacht. Een bestand kan niet worden gecomprimeerd als in het dialoogvenster Bestandsopties de opslagoptie Verwijzing is geselecteerd (of als in het dialoogvenster Bestand invoegen de optie Alleen verwijzing naar het bestand opslaan is geselecteerd), als in het veld de inhoud van het bestand (en niet een pictogram) is weergegeven, of als het bestand al is gecomprimeerd (het is bijvoorbeeld een mp3-bestand).
•Met Nooit comprimeren blijft het bestand niet-gecomprimeerd, zelfs wanneer het bestand als een pictogram in het veld is weergegeven.
•Met Laat gebruiker kiezen biedt u gebruikers de mogelijkheid om beslissingen te nemen in het eigen dialoogvenster Bestand invoegen. (De optie Comprimeren is beschikbaar.) Het bestand wordt niet gecomprimeerd als een van de situaties hierboven zich voordoet.
•Comprimeren (indien mogelijk) comprimeert een bestand wanneer het in het veld wordt ingevoegd (indien het bestand kan worden gecomprimeerd). Het bestand wordt niet gecomprimeerd als een van de situaties hierboven zich voordoet.
Zie het voorbeeld hieronder voor meer informatie over hoe deze opties samenwerken.
•Het is mogelijk om zowel Inhoud van bestand (indien mogelijk) als Comprimeren (indien mogelijk) te selecteren. Als bijvoorbeeld in het veld een bestand met een niet-ondersteunde extensie wordt ingevoegd, wordt het bestand gecomprimeerd en wordt het als een pictogram weergegeven.
•Als u voor het containerveld een eigen menu wilt maken, leest u Eigen menu's definiëren.
Het volgende voorbeeld gebruikt een typische configuratie in het dialoogvenster Bestand invoegen - Opties. Met die instellingen voegt FileMaker Pro Advanced bestanden in het containerveld in en wordt de inhoud van het bestand weergegeven. Wanneer de inhoud van een bestand niet kan worden weergegeven, wordt het bestand gecomprimeerd en als een pictogram weergegeven.
1. Geef voor Titel van aangepast dialoogvenster de titel Media invoegen
op.
FileMaker Pro Advanced voegt de dubbele aanhalingstekens rond de filternaam toe.
2. Selecteer de filter "Alle bestanden" en klik op Bewerken. Klik op en kies Video. Voor Extensies verwijdert u .mpg. Klik op OK.
3. Klik in het dialoogvenster Bestand invoegen - Opties op Nieuw. Geef als Naam de tekst PDF-documenten
op. Geef bij Extensies de extensie .pdf
op. Klik op OK.
4. Klik in het dialoogvenster Bestand invoegen - Opties op Nieuw. Klik op en kies Alle bestanden. Klik op OK.
5. Kies in het dialoogvenster voor Opslagopties de optie Invoegen.
Invoegen is een uitstekende keuze voor databases met meerdere gebruikers, omdat u hierdoor zeker bent dat alle bestanden beschikbaar zullen zijn voor alle gebruikers.
6. Kies voor Weergave de optie Inhoud van bestand (indien mogelijk).
De compressieoptie Laat gebruiker kiezen is dan niet meer beschikbaar. Hierdoor is ook de optie Compressie in het eigen dialoogvenster Bestand invoegen niet beschikbaar.
7. Kies voor Compressie de optie Comprimeren (indien mogelijk).
8. Klik op OK.
Wanneer, met de instellingen hierboven, in het veld een bestand wordt ingevoegd dat niet kan worden gecomprimeerd vanwege de weergave-instelling, verandert die instelling in Pictogram met bestandsnaam, zodat bestandscompressie toch mogelijk is. Als, met de instellingen hierboven, bijvoorbeeld in het veld een JPEG-bestand wordt ingevoegd, comprimeert FileMaker Pro Advanced het bestand niet en wordt de inhoud in het veld weergegeven. Als een Excel-bestand in het veld wordt ingevoegd, comprimeert FileMaker Pro Advanced het bestand en wordt in het veld een pictogram weergegeven.
9. Sla het script op en voer het uit.
Met de instellingen hierboven kunt u in het dialoogvenster Bestand invoegen niet de optie Alleen verwijzing naar het bestand opslaan of Comprimeren selecteren, maar u kunt wel een filter kiezen (uit Weergeven).