Als u dit wilt toevoegen | Gaat u als volgt te werk |
Een verwijzing naar een veld | Voer één van de volgende handelingen uit: •Begin de tabel van het veld te typen, kies de tabel in de lijst, begin de veldnaam te typen en kies vervolgens de veldnaam in de lijst die verschijnt. •Dubbelklik in het veldenvenster op de veldnaam. Als u veldnamen uit een andere tabel wilt weergeven, kiest u een tabel in de lijst met tabellen. |
Een operator of een exponent | Voer één van de volgende handelingen uit: •Typ een operator. •Klik op een operator in de lijst rechts van het berekeningsvenster. |
Een constante waarde | Typ de gewenste waarde. |
Een functie | Voer één van de volgende handelingen uit: •Begin de functienaam te typen en kies vervolgens een functienaam in de lijst die verschijnt. •Dubbelklik op de functie in het functievenster. Vervang in het berekeningsvenster de plaatshouder van de parameter door een waarde of uitdrukking. |
Om dit te doen | Gaat u als volgt te werk |
Het veldtype voor het resultaat instellen | Selecteer een gegevenstype in de lijst Uitkomsttype is <waarde>. Kies het juiste type voor het gewenste resultaat. Raadpleeg Veldtypen selecteren. |
Een berekend veld herhalend maken | Typ voor Aantal herhalingen het aantal herhalingen. Raadpleeg Herhalende velden definiëren. |
Berekening voorkomen als alle velden waarnaar wordt verwezen leeg zijn | Schakel het selectievakje Niet evalueren als alle velden waarnaar wordt verwezen, leeg zijn in. Wanneer deze optie is ingeschakeld, evalueert FileMaker Pro een berekening niet als alle velden die door de berekening worden gebruikt, leeg zijn. Doorgaans worden de prestaties hierdoor verbeterd. |