•Servicenaam is de naam van het programma dat de opdrachten uitvoert. Raadpleeg de documentatie van de toepassing die u opgeeft voor de geldige servicenaam. U kunt de servicenaam rechtstreeks als tekst invoeren, maar u kunt ook op Opgeven klikken als u de servicenaam wilt laten berekenen.

•Onderwerp is een bestandsnaam of tekstreeks die het onderwerp beschrijft waarop het programma de opdrachten uitvoert. Raadpleeg de documentatie van de bij Servicenaam opgegeven toepassing voor geldige onderwerpen. U kunt de onderwerpnaam rechtstreeks als tekst invoeren, maar u kunt ook op Opgeven klikken om de onderwerpnaam te laten berekenen. Raadpleeg Bestandspaden maken voor meer informatie.

•In het vak Opdrachten geeft u een tekstreeks of een berekende waarde op die aangeeft welke opdrachten de toepassing uitvoert. Raadpleeg de documentatie van de bij Servicenaam opgegeven toepassing voor geldige opdrachten en opmaken. U kunt de opdrachten rechtstreeks als tekst invoeren, maar u kunt ook klikken op Opgeven om de opdrachten te laten berekenen.

•FileMaker Pro kan DDE-opdrachten wel verzenden, maar niet ontvangen.

•Aangezien DDE een Windows-functie is, wordt de scriptstap 'DDE-uitvoering verzenden' genegeerd als u een script met deze scriptstap uitvoert op een macOS-computer. (Er wordt een foutcode gegenereerd, die kan worden opgevraagd met de Get ( LaatsteFout ) functie.)

•Als u met een FileMaker Pro-script een DDE-verbinding tot stand brengt, blijft de verbinding gehandhaafd, zodat volgende scriptstappen voor dezelfde servicenaam en hetzelfde onderwerp kunnen worden uitgevoerd. Als het script nog een scriptstap DDE-uitvoering verzenden bevat, met een andere servicenaam of een ander onderwerp, verbreekt FileMaker Pro de huidige verbinding en wordt een nieuwe verbinding tot stand gebracht met de nieuwe servicenaam en het nieuwe onderwerp. Bij voltooiing van het script worden alle open verbindingen gesloten.