Verwijzingen > Voorkeuren instellen > Geheugenvoorkeuren instellen
 
Geheugenvoorkeuren instellen
In FileMaker Pro worden wijzigingen automatisch opgeslagen wanneer u in een bestand werkt. Deze wijzigingen worden tijdelijk opgeslagen in het gedeelte van het computergeheugen (RAM) dat cache wordt genoemd. U kunt de cachegrootte opgeven en instellen hoe vaak in FileMaker Pro wijzigingen van het cachegeheugen naar de harde schijf moeten worden opgeslagen.
1. Windows: Kies Bewerken > Voorkeuren.
macOS: Kies FileMaker Pro > Voorkeuren.
2. Klik in het dialoogvenster Voorkeuren op het tabblad Geheugen en stel vervolgens de gewenste opties in.
 
Om dit te doen
Gaat u als volgt te werk
Toepassingsprestaties verbeteren.
Voer bij Bestandscache proberen in te stellen op <n> MB een hogere waarde in.
Wijzigingen worden pas van kracht wanneer u FileMaker Pro afsluit en opnieuw start.
Wijzigingen opslaan naar de vaste schijf wanneer de database door geen enkele gebruiker wordt gebruikt of als het cachegeheugen vol is.
Klik bij Cache-inhoud opslaan op tijdens niet-gebruikte tijd.
Wijzigingen in het databasebestand opslaan naar de vaste schijf met een opgegeven interval (elk(e) 10 minuten, 15 minuten, 30 minuten of uur) of als het cachegeheugen vol is.
Klik bij Cache-inhoud opslaan op elk(e) <a minuten> (of indien nodig) en kies een tijdsinterval in de keuzelijst.
Tip  Bij draagbare computers die op batterijen werken, bespaart u stroom door minder vaak op te slaan. Als u vaker opslaat, verkleint u de kans op gegevensverlies na een systeemstoring.
Tip  Met een script waarin de Cache naar schijf wegschrijven scriptstap is opgenomen, kunt u FileMaker Pro instellen zodat wijzigingen op de harde schijf worden opgeslagen.
Verwante onderwerpen 
Bestanden opslaan en kopiƫren