Werken met gegevens in de tabelweergaveWanneer u records in een tabel weergeeft, worden in FileMaker Pro gegevens weergegeven in rijen en kolommen. In elke rij wordt een record weergegeven en in elke kolom een veld. In de spreadsheetachtige opmaak van de tabelweergave kunt u gegevens toevoegen, wijzigen en verwijderen, snelle rapporten maken en grafieken maken. Zie Dynamische rapporten maken in de tabelweergave voor meer informatie over snelle rapporten. Zie Snelgrafieken maken voor meer informatie over snelle grafieken.Wanneer u in de tabelweergave gegevens weergeeft in de bladermodus, kunt u velden maken, wijzigen of verwijderen.Opmerking U moet zich aanmelden met de privilegeset Volledige toegang om in de tabelweergave velden te kunnen wijzigen.
Klik voor het eerste veld op Veld maken in de kolomkop voor de eerste kolom van de tabel. Als u extra velden wilt maken, klikt u op + in de kolomkop. Een nieuwe kolom aan de rechterkant in de tabel toegevoegd.Als u het gemaakte nieuwe veld wilt annuleren, drukt u op Esc voordat u de wijziging indient.U kunt voorkomen dat de nieuwe velden die u maakt automatisch op de actieve lay-out worden geplaatst door het selectievakje Nieuwe velden toevoegen aan actieve lay-out in het dialoogvenster Voorkeuren uit te schakelen. Raadpleeg Lay-outvoorkeuren instellen. Als u de wijzigingen in de veldnaam wilt negeren, drukt u op Esc voordat u de kolomkop verlaat.Tip U kunt op Tab of Shift+Tab drukken om de veldnamen te bewerken. Als u in de kop van de kolom uiterst rechts op Tab drukt, maakt FileMaker Pro een nieuwe kolom.Zie Velden benoemen voor meer informatie over veldnamen. Klik met de rechtermuisknop op de kolomkop, kies Veld > Veldtype om een venstermenu weer te geven en selecteer een veldtype. Zie Veldtypen selecteren voor meer informatie over veldtypen. Klik met de rechtermuisknop op de kolomkop en kies Veld > Veldopties. Raadpleeg Opties instellen voor velden. Selecteer een kolomkop en selecteer desgewenst extra records door op andere koppen te klikken terwijl u Ctrl (Windows) of Command (OS X) ingedrukt houdt. Klik met de rechtermuisknop op de geselecteerde kolomkoppen en kies Oplopend sorteren of Aflopend sorteren. Op de kolomkoppen verschijnt een sorteerpictogram dat de sorteerinstelling aangeeft. Selecteer een ongesorteerde kop om de kolommen waarop u sorteert uit te schakelen. Klik vervolgens met de rechtermuisknop op de kop die u uit de sorteervolgorde wilt verwijderen en kies Veldnaam <verwijderen> in Sorteren. U kunt Ctrl (Windows) of Command (OS X) ingedrukt houden terwijl u op meerdere koppen klikt als u meer velden uit de sorteervolgorde wilt verwijderen. Selecteer een kolomkop, klik met de rechtermuisknop, kies Sorteren op invoerlijst en kies een invoerlijst. Sorteer het bestand op twee of meer velden, klik met de rechtermuisknop op de kop van de kolom die u uit de sorteervolgorde wilt verwijderen en kies Veldnaam <verwijderen> in Sorteren. Wanneer u de muisknop loslaat, worden de gegevens opnieuw gesorteerd op de velden die nog in de sorteervolgorde staan.Tip Klik op Sorteren in de statusbalk om de huidige sorteervolgorde weer te geven. Klik met de rechtermuisknop op een kolomkop in een gesorteerd bestand en kies Sortering opheffen.
• Klik op Wijzigen op de lay-outbalk en gebruik de opties in het dialoogvenster Tabelweergave wijzigen. Raadpleeg Velden weergeven en verbergen in de tabelweergave.
• U kunt ook met de rechtermuisknop op een kolomkop klikken en Veld > Veld verbergen kiezen om het geselecteerde veld te verbergen. Als u een verborgen veld wilt weergeven in de tabelweergave, klikt u met de rechtermuisknop op de kolomkop + en kiest u een veld in de lijst met bestaande velden. Klik met de rechtermuisknop op de kolomkop en kies Veld > Veld verwijderen. Raadpleeg Tabeldefinities, velddefinities en gegevens verwijderen.Wanneer u in de tabelweergave gegevens weergeeft in de bladermodus, kunt u records toevoegen, dupliceren, sorteren of verwijderen.Wanneer u in de tabelweergave gegevens weergeeft in de bladermodus, kunt u het formaat of de volgorde van de kolommen wijzigen, de achtergrondkleur of een andere kleur wijzigen of de standaardweergave-instellingen herstellen.
Selecteer één of meer kolomkoppen. Klik met de rechtermuisknop en kies in het venstermenu de optie Tabelweergave > Kolombreedte instellen. Typ in het dialoogvenster een breedte, selecteer een eenheid in de lijst en klik op OK. Klik met de rechtermuisknop op een kolomkop of de linker- of rechtermarge en kies Tabelweergave > Eigenschappen bewerken. Klik met de rechtermuisknop op de linker- of rechtermarge van een record, kies in het venstermenu de optie Gedeeltekleur en kies daarna een kleur. De kleur van de rij voor het toevoegen van nieuwe records en de kolom voor het toevoegen van nieuwe velden is iets donkerder dan de hoofdachtergrondkleur. Klik met de rechtermuisknop op de linker- of rechtermarge van een record en kies een kleur in het venstermenu Alternatieve kleur. Als u de kleur hebt aangepast of het deel hebt gevuld met een afbeelding, wordt het deel vergrendeld. Klik met de rechtermuisknop op een kolomkop of op de linker- of rechtermarge en kies in het venstermenu Tabelweergave > Opnieuw instellen.
• Als u de kolomkop wilt gebruiken om velden te maken in de tabelweergave, moet u de optie Kolomkoppen opnemen selecteren bij de eigenschappen voor de tabelweergave. Als u de eigenschappen voor de tabelweergave wilt weergeven, klikt u met de rechtermuisknop op een kolomkop of op de linker- of rechtermarge en kiest u Tabelweergave > Eigenschappen bewerken. Raadpleeg Formulier-, lijst- en tabelweergaven voor een lay-out instellen.
• In de tabelweergave worden de velden uit het hoofdgedeelte van de huidige lay-out weergegeven. Als een lay-out een portaal bevat, worden in de tabelweergave de gegevens van de eerste gerelateerde record weergegeven (de eerste rij van het portaal).
• Globaalvelden bevatten één waarde voor alle records. U kunt een globaalveld bewerken in elke rij van de tabel. Raadpleeg Globaalvelden definiëren (velden met globale opslag).
• Popovers verschijnen niet in de tabelweergave tenzij deze in het kop- of voetgedeelte of het bovenste of onderste navigatiegedeelte worden weergegeven.