SMTP-opties invoeren of bewerken

Als u e-mail wilt verzenden via SMTP, moet u informatie over de afzender en de SMTP-server opgeven in het dialoogvenster SMTP-opties. FileMaker Pro gebruikt deze gegevens wanneer u e-mail verzendt via SMTP. U hoeft deze gegevens niet telkens wanneer u via SMTP verzendt in te vullen.

Zo kunt u SMTP-opties invoeren of bewerken:

  1. Open op een van de volgende wijzen het dialoogvenster Mail verzenden:
  2. In het dialoogvenster Mail verzenden doet u het volgende:
    • Als u voor het eerst SMTP-opties wilt invoeren, kiest u voor Verzenden via SMTP-server.
    • Als u de SMTP-opties wilt bewerken (en SMTP-server is geselecteerd), klikt u op Opgeven.
  3. Voer in het dialoogvenster SMTP-opties de gebruikersgegevens en informatie over de SMTP-server in.
  4. Voor

    Gaat u als volgt te werk

    Naam

    Voer de naam in van de afzender van de e-mail (bijvoorbeeld uw naam). Deze naam wordt weergegeven in het veld Van van uw uitgaande berichten.

    E-mailadres

    Voer het e-mailadres in vanwaar de uitgaande post wordt verzonden (bijvoorbeeld ik@mijnbedrijf.nl).

    Adres voor antwoord

    Voer het e-mailadres in waarnaar binnenkomende antwoorden worden verzonden. Dit kan een ander adres zijn dan het uitgaande adres (bijvoorbeeld jij@mijnbedrijf.nl). Als u geen antwoordadres opgeeft, worden antwoorden naar het verzendadres gestuurd.

    Uitgaande SMTP-server

    Voer de naam in van de SMTP-server waarvan e-mail wordt verzonden.

    Poort

    Houd de standaardwaarde 25 aan, of voer een ander getal in, zoals X.400, voor de poort waarmee verbinding moet worden gemaakt op de SMTP-server.

    Verbindingscodering

    Kies Geen als u geen beveiligde verbinding nodig hebt, kies SSL (Secure Sockets Layer) als u wel een beveiligde verbinding voor uw e-mail nodig hebt of kies TLS (Transport Layer Security) om zowel beveiligde als onbeveiligde verbindingen via dezelfde poort mogelijk te maken (de daadwerkelijke verbindingscodering is afhankelijk van de configuratie van de SMTP-server).

    Verificatie

    Houd de standaardinstelling Geen aan (als de aanmelding op de SMTP-server niet hoeft te worden geverifieerd), of kies Wachtwoord (geen wachtwoordcodering) of Cram-MD5 (met wachtwoordcodering).

    Gebruikersnaam

    (Deze optie is beschikbaar wanneer u de verificatiemethode Wachtwoord of Cram-MD5 hebt gekozen.) Voer een gebruikers-ID in om de gebruiker te verifiëren op de SMTP-server. Gebruikers moeten de juiste combinatie van naam en wachtwoord opgeven om e-mail te kunnen verzenden vanaf deze server.

    Wachtwoord

    (Deze optie is beschikbaar wanneer u de verificatiemethode Wachtwoord of Cram-MD5 hebt gekozen.) Voer een wachtwoord in om de gebruiker te verifiëren op de SMTP-server. Gebruikers moeten de juiste combinatie van naam en wachtwoord opgeven om e-mail te kunnen verzenden vanaf deze server.

  5. Klik op OK.

    U keert terug naar het dialoogvenster ‘Mail verzenden’ waar u verdere e-mailopties kunt instellen (stap 4 van E-mailberichten verzenden).