Scriptactiveringen voor objecten instellen

  1. Maak het script dat u door een scriptactivering wilt laten activeren.
  2. Selecteer een lay-out in de lay-outmodus.
  3. Selecteer één of meer objecten.
  4. Kies Opmaak > Scriptactiveringen instellen.
  5. Dubbelklik in het dialoogvenster ‘Scriptactiveringen instellen’ op de gebeurtenis die het script moet uitvoeren.
  6. Kies in het dialoogvenster Script opgeven het script.
  7. (Optioneel) Als u een scriptparameter wilt opgeven, typt u de gewenste tekst. U kunt ook klikken op Bewerken, in het dialoogvenster Berekening opgeven een meer complexe parameter samenstellen en op OK klikken.
  8. Klik op OK om het dialoogvenster Script opgeven te sluiten.
  9. Selecteer in het dialoogvenster Scriptactiveringen instellen de modi voor de scriptactivering.
  10. Klik op OK.

    De badge Badge voor lay-outscriptactivering in een lay-out of Badge voor objectscriptactivering voor kleine objecten verschijnt op het object of de objecten waarop u de scriptactivering hebt ingesteld. (De badge die verschijnt, hangt af van de grootte van het object.) Als u geen badge ziet, kiest u Weergave > Tonen > Scriptactiveringen.

Opmerkingen 

  • Wijzigingen die in een bepaalde lay-out worden aangebracht op een object activeren in een andere lay-out niet de scriptactiveringen op hetzelfde object.
  • Als u een scriptactivering wilt uitschakelen maar niet verwijderen, wist u de modusselectievakjes.
  • Als u meerdere objecten selecteert die verschillende instellingen hebben voor een scriptactivering, wordt in het dialoogvenster ‘Scriptactiveringen instellen’ een minteken ("-") weergegeven om aan te geven dat de activering niet is ingesteld op sommige objecten.