Bestandsopties instellen

U kunt voorkeuren instellen voor de standaard aanmeldingsgegevens van het huidige bestand, de lay-out, het pictogram dat het bestand voorstelt, de spellingcontrole, de verwerking van tekst en scripts voor het openen en het sluiten van het bestand. Raadpleeg Voorkeuren instellen voor meer informatie over het instellen van voorkeuren voor alle bestanden.

Opmerking  U moet zich aanmelden met de privilegeset Volledige toegang om items op tabbladen, met uitzondering van het tabblad Spelling, te bewerken.

Zo stelt u opties in voor het openen en sluiten van het huidige bestand:

  1. Kies Bestand > Bestandsopties en klik op het tabblad Openen als het nog niet is geselecteerd.

  2. Selecteer Om dit te doen

    Minimaal toegestane versie om dit bestand te openen en voer vervolgens een versienummer in

    Voorkom dat een bestand wordt geopend met versies van FileMaker-clients of -hosts die ouder zijn dan de opgegeven versie.

    Het versienummer moet de notatie m.n hebben, waarbij m het nummer van de hoofdversie is en n van de kleinere versie. Als u bijvoorbeeld niet wilt dat het bestand wordt geopend met versies eerder dan 20.0, voert u 20.0 in.

    Waar gehoste bestanden in FileMaker-clients staan, verschijnen alle bestanden, maar alleen in aanmerking komende bestanden kunnen worden geopend.

    Aanmelden met en daarna Accountnaam en -wachtwoord en typ een account en wachtwoord

    Automatisch aanmelden met een specifiek account en een specifiek wachtwoord wanneer u de database opent. Als het standaardaccount geldig is maar het wachtwoord ongeldig, wordt u gevraagd een ander wachtwoord in te voeren.

    Dit is de standaard selectie. De standaard selectie is Aanmelden met de optie Accountnaam en -wachtwoord ingesteld op Admin en een leeg wachtwoord.

    Wanneer u het standaardwachtwoord tijdelijk wilt negeren en een ander wachtwoord wilt invoeren, houdt u Shift (Windows) of Option (macOS) ingedrukt terwijl u het bestand opent.

    Opmerking  Alleen FileMaker-bestandsaccounts of accounts bij externe servers die geen AD FS gebruiken, worden ondersteund (raadpleeg Accounttoegang instellen en bewerken). Als het bestand wordt gehost door een FileMaker Cloud of door FileMaker Server in de beveiligde databasemap, of als het bestand wordt geverifieerd via een OAuth-identiteitsprovider, wordt de optie Accounttoegang instellen en bewerken genegeerd.

    Aanmelden met en daarna Gastaccount

    Automatisch aanmelden met een gastaccount

    Aanmeldingsvelden tonen, ook indien OAuth of AD FS is ingeschakeld

    Geef de velden Accountnaam en Wachtwoord weer in het aanmeldingsdialoogvenster, ook indien een OAuth- of AD FS- of Apple ID-identiteitsprovider is ingeschakeld.

    Indien een van deze identiteitsproviders is ingeschakeld, wordt in het aanmeldingsdialoogvenster een knop voor de identiteitsprovider weergegeven. Gebruikers kunnen hierop klikken om een webbrowser te openen en zich aan te melden bij de identiteitsprovider. Wanneer deze optie wordt geselecteerd, worden de velden Accountnaam en Wachtwoord ook weergegeven. Deze worden gebruikt voor het aanmelden bij andere typen accounts. U kunt deze velden verbergen door selectie van de optie op te heffen, om gebruikers die zich alleen hoeven aan te melden bij OAuth- of AD FS- of Apple ID-accounts niet in verwarring te brengen.

    Als u deze velden tijdelijk wilt weergeven, ook indien de selectie van deze optie is opgeheven, houdt u de Shift-toets (Windows) of de Option-toets (macOS) ingedrukt terwijl u het bestand opent.

    Opgeslagen referenties toestaan voor verificatie

    • Voor FileMaker-bestandsaccounts en voor accounts op externe servers die geen AD FS gebruiken: Gebruikers hoeven hun referenties niet telkens in te voeren wanneer ze een bestand openen.

      Wanneer deze optie is geselecteerd, kunnen gebruikers wachtwoorden opslaan in Referentiebeheer (Windows) of in hun sleutelhanger (macOS, iOS en iPadOS).

    • Claris ID of externe identiteit provider (IDP) accounts: Gebruikers hoeven hun referenties niet telkens in te voeren wanneer ze een bestand openen. Raadpleeg Over Claris ID- en externe IdP-accounts.

      Wanneer deze optie is geselecteerd, worden gebruikersgegevens van Claris ID of een externe identiteitsprovider (IdP) na een eerste verificatie opgeslagen in Referentiebeheer of een sleutelhanger.

    • Voor OAuth-accounts, Apple ID-accounts en voor accounts op externe servers die geen AD FS gebruiken: Deze optie heeft geen effect.

    iOS- of iPadOS-wachtwoord vereisen

    U kunt instellen dat gebruikers verplicht een toegangscode moeten instellen in OS of iPadOS voordat FileMaker Go gebruikersgegevens opslaat in de sleutelhanger.

    Naar lay-out gaan en in de lijst in het dialoogvenster Lay-out opgeven een lay-out kiezen

    De opgegeven lay-out weergeven wanneer u het bestand opent. Als u deze optie niet inschakelt, opent FileMaker Pro de lay-out die actief was op het moment dat u in het bestand hebt gewerkt of een lay-out die u hebt opgegeven in een opstartscript. (Raadpleeg hieronder de opties voor scriptactivering.)

    Als er een lay-out is geselecteerd, verschijnt de naam ervan rechts van de knop Opgeven voor deze optie. Als u een andere lay-out wilt kiezen om te gebruiken, klikt u op Opgeven en kiest u een lay-out in de lijst.

    Opmerking  FileMaker Pro slaat uw huidige lay-out alleen op als het bestand ingrijpend is gewijzigd, zoals door het bewerken van een record of het wijzigen van een databaseschema.

    Alle werkbalken verbergen

    Alle werkbalken verbergen wanneer u het bestand opent. Werkbalken worden verborgen alsof u de Werkbalken tonen/verbergen scriptstap en de Menubalk tonen/verbergen scriptstap zou uitvoeren.

  3. Klik op OK om uw wijzigingen op te slaan of klik op een ander tabblad als u nog meer bestandsopties wilt instellen.

Zo selecteert u een pictogram voor het huidige bestand:

  1. Kies Bestand > Bestandsopties en klik op het tabblad Pictogram.

  2. Kies of maak een pictogram dat het huidige bestand moet voorstellen in de vensters Mijn apps, Favorieten en Recent in FileMaker Pro, en in het Startpaneel in FileMaker Go en FileMaker WebDirect.

    Om dit te doen Gaat u als volgt te werk

    Het standaardpictogram van FileMaker Pro voor bestanden of een ander vooraf ontworpen pictogram weergeven

    Kies een pictogram in de lijst.

    Een eigen afbeelding opgeven

    Klik op Eigen, selecteer een afbeeldingsbestand en klik op Openen (Windows) of Invoegen (macOS).

    De ondersteunde indelingen zijn PNG of JPEG. FileMaker Pro wijzigt zo nodig de grootte van de afbeelding. Voor de beste resultaten op schermen met een hoge resolutie selecteert u een afbeelding met 288 op 288 pixels.

    Opmerking  Het geselecteerde pictogram wordt niet weergegeven op uw bureaublad.

    Een eigen afbeelding verhoudingsgewijs vergroten naar het grootste formaat

    Selecteer Passend zodat de breedte en de hoogte van de afbeelding in het gebied passen.

    Een eigen afbeelding verhoudingsgewijs verkleinen naar het kleinste formaat

    Selecteer Passendzodat het gebied volledig wordt gevuld door de breedte en de hoogte van de afbeelding.

    Het tabblad Pictogram toont hoe het geselecteerde pictogram verschijnt in verschillende groottes.

  3. Klik op OK om uw wijzigingen op te slaan of klik op een ander tabblad als u nog meer bestandsopties wilt instellen.

Opmerking  Als u een gecodeerd databasebestand opent, ziet u mogelijk het standaardpictogram van FileMaker Pro, tenzij het bestand eerder was geopend.

Zo stelt u spellingopties voor het huidige bestand in:

  1. Kies Bestand > Bestandsopties en klik op het tabblad Spelling.

    Selecteer Om dit te doen

    Onbekende woorden markeren met speciale onderstreping

    Mogelijk verkeerd gespelde woorden markeren met een rode gestippelde onderstreping (in de blader-, zoek- en lay-outmodus).

    Opmerking  Wanneer een bestand wordt gedeeld, kunnen clients deze optie allemaal onafhankelijk van elkaar wijzigen, maar deze instelling blijft slechts behouden totdat de client het bestand sluit. Om deze optie te wijzigen voor alle clients, moet de host het gedeelde bestand sluiten, het bestand lokaal openen met FileMaker Pro, de instelling wijzigen en het bestand opnieuw delen.

    Uit

    Typen zonder u te laten attenderen op eventuele typefouten.

    Geluidssignaal bij onbekend woord

    Typen en u daarbij door een geluid laten attenderen op eventuele typefouten.

  2. Klik op OK om uw wijzigingen op te slaan of klik op een ander tabblad als u nog meer bestandsopties wilt instellen.

Als er een grote hoeveelheid tekst zichtbaar is in het actieve veld kan de controle van de spelling terwijl u typt langzamer gaan dan wanneer u de andere spellingopties gebruikt. Raadpleeg Spelling controleren.

Zo stelt u voor het huidige bestand opties voor de verwerking van tekst en de gegevensinvoer in:

Opmerking  U moet zich aanmelden met de privilegeset Volledige toegang om items op het tabblad Tekst te kunnen bewerken.

  1. Kies Bestand > Bestandsopties en klik op het tabblad Tekst.

  2. In het gebied Tekstinstellingen selecteert u één of meer van de volgende opties:

    Selecteer Om dit te doen

    Typografische aanhalingstekens

    Gekrulde aanhalingstekens en gekrulde apostroffen gebruiken. Als u deze optie uitschakelt of een lettertype zonder typografische aanhalingstekens gebruikt, gebruikt FileMaker Pro rechte aanhalingstekens en apostroffen. De gewijzigde instellingen worden gebruikt als u in het bestand typt. Bestaande tekens worden niet vervangen.

    Regelafbreking voor Aziatische taal

    De regelafbreking voor Aziatische taal bepalen. Standaard is deze optie ingeschakeld. Als deze optie is uitgeschakeld, wordt geen rekening gehouden met Aziatische standaardtaalregels die bepalen welke tekens aan het begin of einde van een regel met tekst mogen staan.

    Regelafbreking voor Westerse taal

    De standaardregelafbreking voor Westerse talen bepalen, inclusief tekstomloop. Standaard is deze optie ingeschakeld. Als deze optie is uitgeschakeld, worden letters en spaties eveneens als symbolen behandeld en worden woorden in een Westerse taal niet als eenheden behandeld. Bij een tekstomloop zal tekst daarentegen naar een volgende regel opschuiven wanneer de breedte van het veld of tekstblok wordt overschreden (dit kan in het midden van een woord plaatsvinden).

    Invoer overschrijven als een Aziatische IME actief is (Windows)

    Bestaande tekens op de cursorpositie overschrijven met nieuwe tekens die door de gebruiker worden ingevoerd wanneer een Aziatische "input method editor" (IME) actief is. Standaard is deze optie uitgeschakeld.

  3. In het gebied Gegevensinvoer selecteert u één of meer van de volgende opties:

    Selecteer Om dit te doen

    Altijd huidige systeeminstellingen gebruiken

    De huidige systeeminstellingen gebruiken voor de gegevensinvoer van getallen, datums en tijden. Standaard is deze optie ingeschakeld.

    Altijd opgeslagen instellingen van bestand gebruiken

    De systeeminstellingen gebruiken die in het bestand zijn opgeslagen voor de weergave en gegevensinvoer van getallen, datums en tijden.

    Altijd vragen wanneer instellingen verschillend zijn

    De gebruiker vragen om te kiezen welke systeeminstellingen moeten worden gebruikt bij de invoer van gegevens in een getal-, datum-, tijd- of tijdstempelveld dat is gemaakt met andere systeeminstellingen dan de huidige systeeminstellingen.

  4. Klik op OK om uw wijzigingen op te slaan of klik op een ander tabblad als u nog meer bestandsopties wilt instellen.

Zo kunt u een scriptactivering voor een bestand toevoegen, wijzigen of verwijderen:

  1. Kies Bestand > Bestandsopties en klik op het tabblad Scriptactiveringen.

  2. Selecteer een of meer scriptactiveringen in de lijst.

    Selecteer Om dit te doen

    BijEersteVensterOpenen

    Een script uitvoeren elke keer dat u een venster van een databasebestand opent wanneer op dat ogenblik geen andere vensters voor het bestand zijn geopend. Raadpleeg BijEersteVensterOpenen scriptactivering.

    BijLaatsteVensterSluiten

    Een script uitvoeren elke keer dat u het laatst geopende venster van een databasebestand sluit. Raadpleeg BijLaatsteVensterSluiten scriptactivering.

    BijVensterOpenen

    Een script uitvoeren elke keer dat u een venster van een databasebestand opent. Raadpleeg BijVensterOpenen scriptactivering.

    BijVensterSluiten

    Een script uitvoeren elke keer dat u een venster van een databasebestand sluit. Raadpleeg BijVensterSluiten scriptactivering.

    BijWijzigingAVPlayerBestand

    Een script uitvoeren als een mediabestand wordt afgespeeld vanuit een veld of vanaf een URL en een gebruiker of ingestelde scriptstap wijzigt de afspeelstatus. Raadpleeg BijWijzigingAVPlayerBestand scriptactivering.

    BijVensterTransactie

    Voert een script uit en maakt een JSON-object nadat een transactie is vastgelegd. Het JSON-object bevat de bestandsnaam, de naam van de basistabel, de record-ID, de bewerking en de inhoud van het veld van die basistabel met de naam "BijVensterTransactie" (of een opgegeven veld) voor elke bewerking binnen de voltooide transactie. Raadpleeg BijVensterTransactie scriptactivering.

  3. Klik op OK om uw wijzigingen op te slaan of klik op een ander tabblad als u nog meer bestandsopties wilt instellen.