Met vensterstijlen kunt u opgeven hoe een nieuw venster zich gedraagt in uw oplossing. Elke lay-out en taak moet worden ontworpen met een bepaalde vensterstijl in het achterhoofd.
Via documentvensters kunnen gebruikers een nieuw proces starten of extra informatie bekijken.
Gebruik documentvensters voor standaardtaken met invoer door de gebruiker of voor taken die in een willekeurige volgorde kunnen plaatsvinden. Open bijvoorbeeld een documentvenster om een factuur te controleren terwijl u de aankoopgeschiedenis van een klant bekijkt.
Zwevende documentvensters worden altijd vóór andere vensters weergegeven, zelfs als het zwevend venster inactief wordt.
Gebruik zwevende documentvensters om informatie of taken weer te geven die altijd zichtbaar moeten zijn. Open bijvoorbeeld een zwevend documentvenster om een interactieve inhoudsopgave weer te geven.
Dialoogvensters verschijnen op de voorgrond. Gebruikers moeten alle open dialoogvensters sluiten alvorens ze open documentvensters of zwevende documentvensters kunnen activeren.
Gebruik dialoogvensters om vereiste informatie te verzamelen of om gebruikers te waarschuwen voor situaties terwijl de toegang tot andere vensters wordt geblokkeerd. Open bijvoorbeeld een dialoogvenster om een waarschuwing weer te geven wanneer een gebruiker probeert vertrouwelijke gegevens te wijzigen.
•Wanneer een dialoogvenster is geopend, maakt de Nieuw venster scriptstap dialoogvensters of kaarten maar kan deze geen documentvensters en zwevende documentvensters maken.
•Gebruikers kunnen werken met niet-documentvensters, zoals dat van Gegevensinzage en Script Debugger, als deze vensters zijn geopend wanneer een dialoogvenster wordt geopend. Gebruikers kunnen niet werken met het dialoogvenster 'Lay-outs beheren', de Scriptwerkruimte of de vensters Mijn apps, Favorieten en Recent.
•Alle bewerkingen die een documentvenster of zwevend documentvenster proberen te openen, zullen mislukken wanneer een dialoogvenster is geopend (bijvoorbeeld bij gebruik van een scriptactivering om een script uit een ander bestand uit te voeren). Interval timer scripts worden niet uitgevoerd wanneer een dialoogvenster is geopend, tenzij het script vanuit het dialoogvenster zelf wordt gestart.
•De volgende scriptstappen hebben enkele beperkingen wanneer ze met dialoogvensters worden gebruikt.
Scriptstap | Ondersteund | Beperking met dialoogvensters |
Venster aanpassen | Ja | Werkt alleen in het actieve venster |
Alle vensters ordenen | Nee |
|
Bestand converteren | Nee |
|
Ga naar gerelateerde record | Ja | Kan alleen een nieuw dialoogvenster openen |
Venster verplaatsen/vergroten of verkleinen | Ja | Werkt alleen in het actieve venster |
Nieuw bestand | Nee |
|
Nieuw venster | Ja | Kan alleen een nieuw dialoogvenster of een kaart openen |
Bestand openen | Nee |
|
Hosts openen | Nee |
|
Script uitvoeren | Ja | Zal mislukken indien uitgevoerd vanuit een ander geopend bestand |
Toepassing afsluiten | Nee |
|
Venster selecteren | Ja | Kan alleen het actieve dialoogvenster selecteren |
•macOS: Een FileMaker Pro Advanced-dialoogvenster heeft niet volledig dezelfde kwaliteiten of beperkingen als een standaard macOS-dialoogvenster. Apple Events kunnen bijvoorbeeld met een bestand communiceren wanneer een FileMaker Pro Advanced-dialoogvenster is geopend.
Kaarten verschijnen op de voorgrond van de huidige lay-out in het actieve venster. Gebruikers moeten een kaart sluiten voordat ze met het bovenliggende venster van de kaart kunnen werken.
Gebruik kaarten om vereiste informatie te verzamelen of om gebruikers te waarschuwen voor situaties terwijl de toegang tot andere vensters wordt toegestaan. Open bijvoorbeeld een kaart om gebruikers zoekcriteria te vragen terwijl de toegang tot andere geopende vensters is toegestaan.
•Kaarten kunnen niet worden geminimaliseerd of gemaximaliseerd.
•FileMaker Pro Advanced neemt geen kaarten in het menu 'Venster' op.
•De hoogte en de breedte van een kaart kunnen niet groter dan het scherm zijn.
•Schuifbalken verschijnen in de kaart als de actieve lay-out groter is dan de hoogte of de breedte van de kaart.
•U kunt niet meer dan één kaart uit hetzelfde bovenliggende venster openen.
•In FileMaker Pro Advanced ziet u in kaarten geen statusbalk, opmaakbalk, titelbalk of vensterkader. Gebruik de Venster verplaatsen/vergroten of verkleinen scriptstap om een kaart te verplaatsen of om de grootte ervan te wijzigen.
•Als u In FileMaker Go de menubalk of de werkbalk voor een kaart wilt verbergen of weergeven, moet u de balk verbergen of weergeven alvorens u de kaart weergeeft. (De beweging of de scriptstap om de kaart te verbergen of weer te geven is uitgeschakeld wanneer de kaart actief is.)
•Als u de optie 'Sluiten' selecteert, kan de gebruiker de kaart sluiten door in FileMaker Pro Advanced op de knop 'Sluiten' te klikken of door in FileMaker Go buiten de kaart te tikken. Als u de optie 'Sluiten' echter niet selecteert, kunnen gebruikers de kaart niet sluiten tenzij u een script toevoegt (bijvoorbeeld toegewezen aan een knop in de kaart) die de Venster sluiten scriptstap uitvoert.
•Als een script het bovenliggende venster van een kaart probeert te sluiten, probeert het script eerst de kaart te sluiten. Als het de kaart niet kan sluiten (bijvoorbeeld omdat een scriptactivering mislukt), geeft het script als resultaat een foutcode.