U kunt plug-invoorkeuren gebruiken om plug-ins in te schakelen en te configureren.
Opmerking Als u een softwareprogrammeur bent, kunt u zelf aangepaste plug-ins schrijven. Kennis van de programmeertaal C of C++ is vereist. Raadpleeg Werken met plug-ins.
1. Windows: Kies Bewerken > Voorkeuren.
macOS: Kies FileMaker Pro Advanced > Voorkeuren.
2. Klik in het dialoogvenster Voorkeuren op het tabblad Plug-ins.
U vindt de geïnstalleerde plug-ins in de lijst Ingeschakelde plug-ins. Naast de naam van ingeschakelde plug-ins vindt u een selectievakje.
Om dit te doen | Gaat u als volgt te werk |
Een beschrijving van een plug-in bekijken | Klik op de naam van de plug-in. |
Een plug-in in- of uitschakelen | Schakel het selectievakje naast de naam van de plug-in in of uit. |
De geselecteerde plug-in configureren | Klik op Configureren. Zie de documentatie die bij de plug-in is meegeleverd voor meer informatie over het configureren van de plug-in. |
Oplossingen toestaan om plug-ins automatisch te installeren en bij te werken | Selecteer Oplossingen toestaan om bestanden te installeren. |
De installatiemap van plug-ins openen | Klik op Plug-inmap tonen. Voor de actieve versie van het programma wordt de map Extensies van de huidige gebruiker geopend. Om alle extensiemappen te openen waarin plug-ins kunnen worden geïnstalleerd, houdt u Shift ingedrukt terwijl u op Plug-inmap tonen klikt. |