Als u een bestand met behulp van FileMaker Pro Advanced wilt hosten zodat andere gebruikers hier als clients toegang toe krijgen:
•moet samengebruik via het netwerk zijn ingeschakeld, zoals in de volgende sectie wordt beschreven
•moet u de eerste gebruiker zijn die het opent
Als het bestand gekoppelde opzoekdefinities of gerelateerde bestanden heeft of externe scripts gebruikt, moet u ook die bestanden openen en inschakelen voor samengebruik.
Wanneer u een bestand deelt, is het standaard zichtbaar voor alle netwerkgebruikers via het dialoogvenster 'Hosts'. Als u wilt voorkomen dat een gedeeld bestand in deze lijst verschijnt, selecteert u Niet weergeven in Hosts-dialoogvenster in het dialoogvenster 'FileMaker-netwerkinstellingen'. Deze optie wordt aanbevolen wanneer u bestanden samengebruikt die moeten zijn geopend, maar waartoe niet direct toegang is vereist door gebruikers. Dit kunnen gerelateerde databases, bestanden met externe scripts en/of bestanden waarmee invoerlijsten worden gemaakt, zijn.
Voordat een host een gedeeld bestand kan sluiten, moeten alle clients het bestand sluiten. Met FileMaker Pro Advanced kunt u netwerkclients vragen het gedeelde bestand te sluiten wanneer u het bestand sluit, de voorwaarden van het delen van het bestand wijzigt, FileMaker Pro Advanced afsluit of een taak uitvoert waarvoor alle clients het bestand moeten sluiten.
Belangrijk Wanneer u bestanden host met FileMaker Pro Advanced, is de verbinding met clients niet gecodeerd. U wordt aanbevolen geen bestanden op deze manier te hosten, behalve voor testdoeleinden. Als u bestanden veilig wilt hosten, gebruikt u FileMaker Server of een FileMaker Cloud-product. Raadpleeg FileMaker Server Installatie- en configuratiehandleiding als u SSL-verbindingen wilt inschakelen en een aangepast SSL-certificaat voor FileMaker Server wilt installeren. Voor meer informatie over beveiliging in FileMaker Cloud-producten gaat u naar het Centrum voor productdocumentatie.
1. Open het FileMaker Pro Advanced-bestand.
Opmerking Als u de status voor delen van een bestand wilt inschakelen of wijzigen, moet u het bestand openen met accounttoegang die beschikt over toegangsprivileges van het niveau Uitgebreide privileges beheren . Gebruikers hoeven niet over het toegangsprivilege Uitgebreide privileges beheren te beschikken om een database te kunnen hosten, maar ze moeten wel over dit toegangsprivilege beschikken om de status voor het samengebruik van een bestand te kunnen wijzigen. Raadpleeg Accounts, privilegesets en uitgebreide privileges voor meer informatie.
2. Klik op Delen in de statusbalk en kies vervolgens Samengebruiken met FileMaker-clients.
Of kies Bestand > Samengebruik > Samengebruiken met FileMaker-clients.
3. Selecteer in het dialoogvenster FileMaker-netwerkinstellingen voor Samengebruik van netwerk het keuzerondje Aan.
Wanneer het samengebruik voor een bestand is ingeschakeld, wordt de eerste gebruiker die het bestand opent, automatisch de host van het bestand.
4. Selecteer een of meer bestanden die u wilt hosten in de lijst Momenteel geopende bestanden.
5. Kies in het vak Netwerktoegang tot bestand een optie.
•Met de optie Alle gebruikers krijgen alle gebruikers van FileMaker Pro Advanced en FileMaker Go in het netwerk toegang.
•Met de optie Gebruikers per privilegeset opgeven wordt de netwerktoegang voor gebruikers beperkt op basis van de toegewezen privilegeset.
•Met de optie Geen gebruikers voorkomt u dat toegang wordt verkregen via FileMaker Network.
6. Als u wilt voorkomen dat een gedeeld bestand op het dialoogvenster 'Hosts' verschijnt, selecteert u Niet weergeven in Hosts-dialoogvenster.
7. Klik op OK.
1. Klik op Delen in de statusbalk en kies vervolgens Samengebruiken met FileMaker-clients.
Of kies Bestand > Samengebruik > Samengebruiken met FileMaker-clients.
2. Selecteer in het dialoogvenster FileMaker-netwerkinstellingen voor Samengebruik van netwerk het keuzerondje Uit.
Tip Als host kunt u een bericht verzenden naar alle clients die momenteel toegang hebben tot de database. Klik op Delen in de statusbalk, kies Samengebruiken met FileMaker-clients, selecteer het desbetreffende bestand en klik vervolgens op Bericht verzenden. Typ een bericht in het dialoogvenster Bericht verzenden en klik op OK. Het bericht verschijnt in een dialoogvenster op de clientcomputers. De clients kunnen het dialoogvenster sluiten door op Annuleren te klikken of door te wachten tot het dialoogvenster na dertig seconden automatisch verdwijnt.
1. Kies op de hostcomputer Bestand > Sluiten.
2. Alle clients die het gedeelde bestand hebben geopend, worden in een dialoogvenster weergegeven. Klik op Vragen om een bericht naar deze clients te verzenden waarin u hen vraagt het bestand te sluiten.
Als | Dan gebeurt dit in FileMaker Pro Advanced |
Clients op Annuleren klikken. | Er wordt gewacht tot de clients het bestand sluiten. |
Clients op Nu sluiten klikken. | Het gedeelde bestand op de computer van de client wordt gesloten. (Als andere FileMaker Pro Advanced-bestanden zijn geopend, blijven ze geopend.) |
Clients niet reageren. | Na dertig seconden wordt geprobeerd het bestand op een veilige manier te sluiten. |
Wanneer alle clients het bestand hebben gesloten, sluit FileMaker Pro Advanced ook het bestand op uw computer.
•Probeer te vermijden dat u bestanden host die op een volume op afstand of netwerk zijn opgeslagen. Voor optimale prestaties moet het bestand dat u host op de vaste schijf van uw computer zijn opgeslagen.
•Als u het bericht krijgt dat FileMaker Pro Advanced geen bestanden kan delen omdat een andere gebruiker deze bestanden al deelt met FileMaker Pro Advanced op deze computer, heeft FileMaker Pro Advanced een ander programma gevonden dat dezelfde poort gebruikt om bestanden te delen. Het andere programma is mogelijk een andere versie van FileMaker Pro Advanced of FileMaker Server. Als u geen bestanden moet delen met FileMaker Pro Advanced, kunt u dit bericht negeren. Anders sluit u zowel FileMaker Pro Advanced als het andere programma en start u FileMaker Pro Advanced. Voor meer informatie raadpleegt u de FileMaker Knowledge Base.
•Wanneer u niet in staat bent om bestanden te delen op een lokaal netwerk, dient u op de hostcomputer te verifiëren dat poort 5003 in de firewall open is. Raadpleeg de Help van het besturingssysteem voor meer informatie.