Wanneer u records afdrukt of er een schermafdruk van bekijkt, kunt u daarbij ook vaste gegevens (zoals de datum waarop de record is ingevoerd) of variabele informatie (zoals de huidige datum) weergeven of afdrukken. Zo kunt u de huidige tijd in het voetgedeelte van een rapport afdrukken telkens wanneer u het betreffende rapport afdrukt.
Ook kunt u de datum, tijd of gebruikersnaam weergeven zoals ze zijn ingevoerd in de lay-out. Deze gegevens zijn altijd hetzelfde als u de records weergeeft, afdrukt of bekijkt als schermafdruk. (Ook in de bladermodus kunt u de huidige datum, tijd of gebruikersnaam invoegen in een veld.)
1. Klik in de lay-outmodus op het Selectiegereedschap op de statusbalk en klik vervolgens op de positie waar u de informatie wilt weergeven.
Als u de informatie in een aanwezig tekstobject wilt invoegen, dubbelklikt u op de plaats waar u de invoegpositie wilt plaatsen.
2. Kies Invoegen en daarna één van de volgende menuopdrachten:
Kies | Als u dit wilt invoegen | In de lay-outmodus ziet u |
Huidige datum | Een vaste datum (overgenomen van de kalender van uw computer). Deze datum is statisch en verandert niet. | De huidige datum |
Huidige tijd | Een vaste tijd (overgenomen van de klok van uw computer). Deze tijd is statisch en verandert niet. | De huidige tijd |
Huidige gebruikersnaam | Een vaste gebruikersnaam (uit het veld Gebruikersnaam van het dialoogvenster Voorkeuren). Deze naam is statisch en verandert niet. | De naam van de gebruiker |
Datumsymbool | Een variabele datum. Deze datum verandert en laat de huidige datum van de kalender van uw computer zien. | {{HuidigeDatum}} |
Tijdsymbool | Een variabele tijd. Deze tijd verandert en laat de huidige tijd van de klok van uw computer zien. | {{HuidigeTijd}} |
Gebruikersnaamsymbool | Een variabele gebruikersnaam. Deze naam wordt aangepast aan de gebruikersnaam die in het dialoogvenster Voorkeuren is opgegeven. | {{GebruikersNaam}} |
Paginanummersymbool | Een paginanummer. (Paginanummers verschijnen alleen in de schermafdrukmodus of op een afgedrukt rapport.) | {{Paginanummer}} |
Recordnummersymbool | Een recordnummer (of een rijnummer wanneer u de informatie in een portaalrij invoegt) | {{RecordNummer}} |
Ander symbool | Het resultaat van een opgegeven markering van de Get-functie. Zie Get-functies voor meer informatie over de beschikbare markeringen. | De markering van de Get-functie die u kiest in het dialoogvenster Selecteer een symbool om in te voegen, is aangegeven door dubbele accolades. Bijvoorbeeld: {{AccountNaam}} |
Samenvoegvariabele | Een variabele die u hebt gemaakt (bijvoorbeeld voor de weergave van Pagina 1 van 10 in een rapport). Raadpleeg Samenvoegvariabelen invoegen in een lay-out. | <<$$>> |
Als u een symbool invoegt, ziet u in de lay-outmodus alleen het symbool van de variabele (zoals {{HuidigeDatum}}). De waarde van de variabele ziet u in de blader-, zoek- en schermafdrukmodus en wanneer u de lay-out afdrukt.
Opmerking U kunt de tekens voor de symbolen typen in plaats van de opdrachten in het menu Invoegen te gebruiken. U kunt bijvoorbeeld {{HuidigeTijd}} typen om een tijdsymbool in te voegen. Variabelen zijn niet hoofdlettergevoelig maar mogen geen spaties of extra tekens tussen de accolades bevatten.
3. Zie Veldobjecten opmaken en instellen in de modus Lay-out voor meer informatie over het instellen van opties voor de opmaak van de variabele, zoals lettertype, stijl, regelafstand, tekstkleur en uitlijning.
4. Zo nodig kunt u het tekstblok dat het symbool van de variabele bevat, vergroten of verkleinen.
In de blader- en schermafdrukmodus wordt voor een tekstblok net zoveel tekst weergegeven en afgedrukt als er binnen de afmetingen van het tekstblok past. Aangezien een symbool vaak minder plaats inneemt dan zijn variabele tekst, kan het zijn dat de inhoud van een tekstblok wordt afgekapt en mogelijk niet volledig wordt weergegeven wanneer u het symbool door zijn variabele tekst vervangt. Zo nodig vergroot u het tekstblok zodat alle tekst wordt weergegeven. Raadpleeg De grootte en vorm van objecten wijzigen.