1. Als u aan een bestand werkt, tikt u op en tikt u daarna op Startpaneel .
2. Tik op Apparaat of Recent .

Als u de bestanden in een lijst wilt bekijken, tikt u op . Als u de bestanden als tegels wilt bekijken, tikt u op .

Als u een bestand wilt markeren om boven in de lijst Recent te worden weergegeven, tikt u op en tikt u vervolgens op een of meerdere bestanden. Tik op en tik vervolgens op Gereed.

1. Als u aan een bestand werkt, tikt u op en tikt u daarna op Startpaneel .
2. Tik op Apparaat of Recent en tik op het te openen bestand.

Wanneer u een beveiligd bestand probeert te openen, moet u een accountnaam en wachtwoord invoeren.

Als u wilt vermijden dat u het wachtwoord moet invoeren telkens als u het bestand opent, gebruikt u FileMaker Pro om de oplossing zo te configureren dat deze toestaat dat het wachtwoord in de sleutelhanger wordt opgeslagen. Daarna slaat u het wachtwoord in FileMaker Go op.

Zo staat u toe dat het wachtwoord wordt opgeslagen:

1. Kies in FileMaker Pro Bestand > Bestandsopties.
2. Selecteer op het tabblad Openen de optie ‘Keychain Access toestaan om uw wachtwoord op te slaan’.
3. Als u gebruikers wilt verplichten om Touch ID te gebruiken of een iOS-toegangscode in te voeren alvorens FileMaker Go toegang krijgt tot de sleutelhanger, selecteert u ‘iOS-toegangscode vereisen’.

Zo wijzigt u het wachtwoord van een beveiligd bestand:

1. Wanneer u een bestand in FileMaker Go opent, voert u de accountnaam en het wachtwoord in.
2. Schakel ‘Opslaan in sleutelhanger’ in.
3. Tik op Inloggen.

Als de optie ‘IOS-toegangscode vereisen’ is ingeschakeld voor het bestand, gebruikt u Touch ID of voert u uw iOS-toegangscode in om in te loggen.

Zo opent u een bestand met een account die niet in de sleutelhanger is opgeslagen:

1. Houd uw vinger op een bestandsnaam in de lijst met bestanden.
2. Tik op Inloggen.
3. Voer de accountnaam en het wachtwoord in.

Gehoste bestanden

Wanneer u een gehost bestand opent, ziet u mogelijk een hangslotpictogram dat het niveau van de beveiliging van de verbinding met de host aangeeft. Beveiligde verbindingen zijn met Secure Sockets Layer (SSL) gecodeerd. Als de beveiliging in uw omgeving belangrijk is, moet de serverbeheerder een aangepast SSL-certificaat installeren.

In het scherm Bestand openen:

• betekent dat de verbinding niet gecodeerd is.
• betekent dat de verbinding gecodeerd is maar het SSL-certificaat voor FileMaker Server niet kan worden gecontroleerd. U bent mogelijk verbonden met een server die zich voordoet als het werkelijke doel, waardoor uw vertrouwelijke gegevens risico lopen.
• betekent dat de verbinding met een gecontroleerd certificaat is gecodeerd.

Nadat het bestand is geopend, verschijnen in de titel van het venster de pictogrammen voor gecodeerde verbindingen. Er verschijnen geen pictogrammen als de verbinding niet gecodeerd is.

1. Als u aan een bestand werkt, tikt u op en tikt u daarna op Startpaneel .
2. Tik op en tik daarna op Sleutelhanger beheren .

   Als een of meerdere bestanden zijn geconfigureerd om een iOS-toegangscode te vereisen, gebruikt u Touch ID of voert u uw iOS-toegangscode in.

3. Tik op Bewerken.
4. Als u de sleutelhangervermelding voor een bestand wilt verwijderen, veegt u over de vermelding en tikt u vervolgens op Verwijderen.
5. Tik op Gereed.

Als FileMaker Go de identiteit van een host niet kan controleren, kunt u nog steeds verbinding maken met de host door op Verbinden te tikken. Als u de host wilt toevoegen aan de lijst met toegestane hosts, tikt u op Verbinding altijd toestaan.

Zo verwijdert u een host uit de lijst met toegestane hosts:

1. Als u aan een bestand werkt, tikt u op en tikt u daarna op Startpaneel .
2. Tik achtereenvolgens op en op Toegestane hosts beheren .
3. Veeg over de hostnaam en tik op Verwijderen.
4. Tik op Gereed.

1. Als u aan een bestand werkt, tikt u op en tikt u daarna op Startpaneel .
2. Tik achtereenvolgens op Apparaat en op .
3. Tik op een bestand in de lijst of in een map voor een externe bestandsprovider. Als u een andere locatie wilt kiezen, tikt u achtereenvolgens op Locaties en een bestandsprovider.

Een kopie van het bestand verschijnt in de lijst Apparaat in het Startpaneel.

Opmerking: als het geïmporteerde bestand in FileMaker Go wordt bijgewerkt, wordt het originele bestand niet bijgewerkt.

Als u een bestand met verschillende landinstellingen voor datum, tijd en getallen opent, kunt u de systeeminstellingen gebruiken voor het apparaat of de instellingen gebruiken die u tijdens het maken van het bestand hebt toegepast.

1. Open het bestand.
2. Tik op en tik daarna op Instellingen .
3. Tik op Systeeminstellingen gebruiken om de landinstellingen op basis van de instellingen van het apparaat of de instellingen van het bestand weer te geven.

Tik achtereenvolgens op en Bestand sluiten .

Bij het sluiten van een bestand worden alle open vensters voor dat bestand gesloten. Als u een enkel venster wilt sluiten, raadpleegt u Werken met meerdere vensters.

1. Als u aan een bestand werkt, tikt u op en tikt u daarna op Startpaneel .
2. Tik op Apparaat .
3. Tik op .
4. Tik op de bestanden die u wilt verwijderen en tik daarna op .
5. Bevestig dat u de bestanden wilt verwijderen en tik daarna op Gereed.

1. Als u aan een bestand werkt, tikt u op en tikt u daarna op Startpaneel .
2. Tik op Recent .
3. Tik op .
4. Tik op de bestanden die u wilt verwijderen en tik daarna op .
5. Bevestig dat u de bestanden wilt verwijderen en tik daarna op Gereed.

• Wanneer u op uw apparaat op de knop Home drukt, schuift FileMaker Go naar de achtergrond en wordt de status van het bestand opgeslagen. Wanneer u weer naar FileMaker Go overschakelt, komt u terecht op de plaats waar u was gebleven. Raadpleeg FileMaker Go Ontwikkelaarsgids.