Eigen functies gebruiken (FileMaker Pro Advanced)
1.
3. Typ in het dialoogvenster Eigen functie bewerken in het invoervak Functienaam een naam voor de nieuwe functie.
4.
5. Als er parameters nodig zijn voor de formule, typt u in het invoervak Functieparameters de gewenste parameters en klikt u op het plusteken . U kunt elke parameternaam bewerken of verwijderen door de naam in de lijst te selecteren en op Bewerken of Verwijderen te klikken.
Wiskundige operator of tekstoperator Selecteer de gewenste operator in de lijst Operatoren.
7. Voor Beschikbaarheid is standaard de optie Alle accounts ingeschakeld. Hiermee kunnen alle gebruikers van de huidige database de eigen functie zien en gebruiken. Als u de eigen functie alleen beschikbaar wilt stellen aan gebruikers met volledige toegangsprivileges, schakelt u de optie Alleen accounts met volledige toegangsprivileges in.
8. Klik op OK om het dialoogvenster Eigen functie bewerken te sluiten.
9.
1.
Selecteer in het vak Functienaam de eigen functie en klik op Bewerken. Breng de gewenste wijzigingen aan in het dialoogvenster Eigen functie bewerken en klik daarna op OK.
1.
3.
5. De eigen functie die u hebt gekopieerd, verschijnt onder in de lijst. Als de functie volgens FileMaker Pro ongeldig is in de context van het doelbestand (er ontbreekt bijvoorbeeld een afhankelijke functie, een veld of een berekening in het doelbestand of de functie bevat een ongeldig veldreferentietype), wordt de geplakte functie tussen commentaartekens geplaatst (/*<functiedefinitie>*/). Zie Afhankelijkheidsregels voor eigen functies (FileMaker Pro Advanced) voor meer informatie.
7. Klik op OK.
• Als u niet over volledige toegangsprivileges beschikt en u probeert een berekening te bewerken waarin een eigen functie wordt gebruikt die alleen beschikbaar is voor gebruikers met volledige toegangsrechten, ziet u de tekst <Private Function> in plaats van de eigen functie. Zolang de tekst <Private Function> in de formule is weergegeven, kunt u de berekening niet wijzigen.