Plug-ins installerenOntwikkelaars van databases kunnen plug-in bestanden in containervelden invoegen en vervolgens scripts en berekeningen gebruiken om plug-ins te installeren en bij te werken.Opmerking Als u bezorgd bent dat ongewenste plug-ins kunnen worden geïnstalleerd wanneer u oplossingsbestanden test en uitprobeert, kunt u de optie Oplossingen toestaan om bestanden te installeren in de voorkeuren van de plug-in uitschakelen. Onthoud echter dat het oplossingsbestand op die manier mogelijk niet naar behoren zal werken als u verhindert dat vereiste plug-ins worden geïnstalleerd. Raadpleeg Plug-invoorkeuren instellen.
• Selecteer het containerveld in de bladermodus, kies Invoegen > Bestand invoegen, selecteer een plug-inbestand en klik vervolgens op Openen.
•
3.
C:\Gebruikers\gebruikersnaam\AppData\Local\FileMaker\FileMaker Pro\14.0\Extensions\ C:\Gebruikers\gebruikersnaam\AppData\Local\FileMaker\FileMaker Pro Advanced\14.0\Extensions\ Macintosh HD/Users/gebruikersnaam/Library/Application Support/FileMaker/FileMaker Pro/14.0/Extensions Macintosh HD/Users/gebruikersnaam/Library/Application Support/FileMaker/FileMaker Pro Advanced/14.0/ExtensionsTip U kunt de functie Get(GeïnstalleerdeFMPlugins) gebruiken om de versie van de geïnstalleerde plug-in te identificeren en deze te vergelijken met de plug-in die in het containerveld is opgeslagen en daarna zo nodig de plug-in bij te werken door deze opnieuw te installeren. Raadpleeg Plug-ins bijwerken en Get(GeïnstalleerdeFMPlugins).